Het iliotibiaal bandsyndroom (ITBS) is een overbelastingsklacht die vaak bij hardlopers voorkomt. Het wordt daarom ook wel ”runner’s knee’’ of ‘’hardlopersknie’’ genoemd.
De iliotibiale band is een lange peesplaat aan de zijkant van het bovenbeen en loopt vanaf de heupspieren helemaal tot aan de buitenzijde van de knie. Onder deze peesplaat, ter hoogte van de knie, zitten een vetkussentje en bindweefsel (zie afb. 1). Bij ITBS zorgt overmatige rek op de peesplaat voor druk op dit onderliggende vet- en bindweefsel (zie afb. 2). Op die manier ontstaat de pijn die zich altijd aan de buitenzijde van de knie bevindt.
Als een sport een goede opbouw heeft, dan zal het lichaam wennen aan de druk ter hoogte van de knie. Omdat bij trainen het uithoudingsvermogen vaak sneller toeneemt dan de gewenning aan de druk is een te snelle opbouw een vaak gemaakte fout. Ook bij ervaren sporters is het vaak het geval dat er een te grote verandering plaats heeft gevonden in een te korte tijd. Deze verandering zit hem in trainingsvariabelen als de duur, de frequentie en/of de snelheid. Een sporter kan in tijden van een lage belastbaarheid (zoals bij hevige stress, overtraining of juist te lang niks hebben gedaan) minder aan, echter wordt er dan niet altijd een juiste aanpassing gemaakt in de duur, frequentie en/of snelheid. Zowel bij beginnende sporters als bij ervaren hardlopers ligt de oorzaak van het syndroom dus bij een discrepantie tussen wat het lichaam aankan en wat het lichaam doet. Bij de één ontstaat deze klacht sneller dan bij de ander. Dit heeft te maken met de eerder genoemde rek op de peesplaat. Deze is erger als de knie naar binnen of juist naar buiten staat tijdens het neerkomen van het been bij hardlopen. Deze stand wordt bepaald door stabiliteit van de gewrichten van het been, maar ook door de juiste hardlooptechniek. Het doormaken van een eerdere hardloopblessure geeft daarnaast de meeste risico op het krijgen van een nieuwe blessure.
De volgende aspecten waar uw fysiotherapeut op focust zijn gericht op het zoeken naar een juiste balans tussen wat het lichaam aankan en wat het lichaam doet:
• Advies in trainingsvariabelen zoals frequentie, duur of snelheid. Indien nodig wordt er een schema opgesteld.
• Het analyseren van de stabiliteit van het been en deze zo nodig verbeteren door middel van spierkracht en spiercontrole oefeningen (via Physitrack zal een oefenprogramma gestuurd worden)
• Het analyseren van de hardlooptechniek en deze zo nodig aanpassen. De analyse wordt gedaan door middel van een loopband met druksensors en een slow-motion camera. U krijgt een rapport met de bevindingen toegestuurd, samen met de slowmotion video’s. De aanpassing die het meest effectief is, is de verhoging van de stapfrequentie met 10%. De stapfrequentie is hoe vaak u een stap zet in één minuut. Dit betekent dus niet dat je per se harder hoeft te lopen, je moet alleen sneller bij stappen. Dit is de best bewezen aanpassing die kan worden gedaan ten aanzien van de hardlooptechniek, omdat dit de impact op de gewrichten aanzienlijk vermindert.
• Eventueel advies ten aanzien van schoeisel/zooltjes. Voorbeeld: Indien de voet erg inzakt kan worden gekozen voor antipronatiezooltjes. Echter, deze inzakking hoeft niet altijd in relatie te staan tot uw klacht, wat maakt dat de antipronatiezooltjes niet altijd nodig zijn.